Namibië

Sossusvlei, Etosha, kokerbomen en meer (2007)

Reisverslag Namibië - 2007

Sossusvlei, Etosha, kokerbomen en meer

/reisverslagen/afrika/namibie/reisverslag/14-15-augustus-2007-swakopmund-cape-cross-uis-brandberg/

(c) Wouter en Carin van de Weerd


Swakopmund, Cape Cross, Uis, Brandberg

Dinsdag 14 augustus (Swakopmund)

 

Als wij nog aan het bijkomen zijn van de frisse nacht, vertelt de campingbeheerder dat hij vanochtend al lekker in de zee heeft gezwommen. Dat doet hij elke ochtend. Wij moeten er niet aan denken. Om 7 uur is het bij ons ín de camper 7ºC. Niet echt een temperatuur voor een zeeduik.

Er is vandaag geen zeemist. Het is helder, zonnig en daardoor al gauw lekker warm. Het is ongeveer 20 ºC. Het windje is nog wel fris, maar in de luwte is het lekker. Wij hebben een rustdag. We hebben uitgeslapen. We doen de was. We drinken koffie bij de camper in de zon. Er komt nog een mevrouw langs om te vertellen dat als we eten over hebben, we dit buiten de camper kunnen zetten. Er is een poes op de camping. De vrouw verzorgt de zwerfkatten in Swakopmund. Ze geeft ze eten en laat ze steriliseren. Dit alles onder de noemer van “the … programm” omdat de katten de ratten opeten. Ze doen dus iets goeds. De camping-kat komt tijdens de koffie eens bij ons kijken. Ik paai ‘m met bosvruchtenyoghurt. Vindt’ie erg lekker! Onze Bas (17 jarige kater die half juli is overleden) was daar ook altijd gek op.

We wandelen rond 11 uur het stadje in en doen ook nog even een cache. Deze ligt ongeveer 120 meter van de camper, net buiten de camping.

Swakopmund staat nog bol van de Duitse invloeden: Duitse architectuur, Duitse straatnaamborden (al hoewel ze wel bezig zijn om de Duitse namen te vervangen voor Afrikaanse), winkels hebben Duitse namen, een Konditorei, …. Wij wandelen er op ons gemak doorheen. We kopen wat souvenirs (ring, boek, kaarten), e-mailen naar huis en gaan lekker eten op een terras aan de strandboulevard. We hebben een enorme schotel met verschillende vissoorten besteld. Erg lekker!

Er lopen veel jongens op straat rond met kastanjes waar ze mooie ‘houtsnijwerkjes’ in maken. De eersten die wij tegenkomen houden ons leuk aan de praat. Al pratend snijden ze onze naam in de kastanje. De beesten en andere motieven hebben ze al eerder in de kastanje gemaakt. Wij gaan voor de bijl en betalen (zo merken we later) veel te veel. Zo veel dat ik het niet in het verslag durf te zetten (en nu tijdens het intypen van het verslag ben ik het betaalde bedrag al weer vergeten; ik zal het wel verdrongen hebben). Ach ja, ze zijn wel mooi. We moeten maar even vergeten hoeveel we er voor betaald hebben.

Op straat zien we twee vrouwen in traditionele kledij. Gezette dames in kleurige jurken met pofmouwen. De jurk valt strak over de enorme boezem en loopt vanaf de ribben wijd uit. Ze dragen een bijzonder hoofddeksel: een soort stoffen balk overdwars voor/bovenop het hoofd. Met enige schroom spreek ik ze aan, vertel hen dat ze er mooi uitzien en vraag dan of ik een foto mag maken. Dat mag. Ze gaan er mooi voor staan. Nu maar hopen dat de foto’s goed gelukt zijn!

We waren ook nog half van plan om naar het plaatselijke museum te gaan of het aquarium. Maar met het lekkere weer vinden we het jammer om naar binnen te gaan. We slaan de ‘sightseeings’ dus over en vermaken ons tot ongeveer half 5 met winkeltjes kijken. Dan gaan we terug naar de camping om daar lekker een boek te lezen en in de reisgids te lezen wat we morgen gaan zien.

 

Woensdag 15 augustus (Swakopmund – Uis)

 

Rond 8 uur verlaten we de camping in Swakopmund. We doen boodschappen, tanken en gaan dan langs de kust naar het noorden. We gaan naar een kolonie Kaapse pelsrobben. Deze bevindt zich in Cape Cross, zo’n 100-120 km ten noorden van Swakopmund. We rijden over een ‘salt road’. Ik verwacht een witte weg, maar het ziet er meer als asfalt uit. Het is gelukkig goed vlak en het rijdt als een speer.

Langs de kustweg zijn “lychen”-velden. Dit is een soort mos dat met heel weinig water in leven kan blijven. Zonder water lijkt het dood spul. En als je er een beetje water op giet, moet je het groener kunnen zien worden. Wij gaan daarom, gewapend met een keteltje water, het “lychen”-veld in. En inderdaad, als we wat water over het dode spul gieten, wordt het langzaamaan groener en zachter. Eerst is het hard, droog en lijkt het dood. Met een beetje water erover wordt het mos groener, zacht en komt het wat omhoog. Het mos houdt zichzelf in leven met zee-mist. En misschien ook wel een beetje met toeristen die zo gek zijn om met keteltjes water langs te komen.

We zijn om 10.45 uur bij Cape Cross (toegang tot het park is N$90). Hier vinden we bij een bepaald stukje kust veel Kaapse pelsrobben. Jammer genoeg liggen de meeste pelsrobben in zee. Er liggen een paar groepjes op de rotsen. Het stinkt er van de uitwerpselen.

Het is leuk om te zien hoe ze uit het water opspringen, hoe ze weg duiken onder de immense golven door en hoe sloom ze kunnen slapen in het zonnetje op de kant. Minder leuk om te zien zijn de vele botten en half vergane stukken vel van wat ooit pelsrobben waren. Grote mannetjes schijnen de jonkies nog wel eens op te eten. En er loopt ook een jakhals op strand. Ook hij aast op wat lekker pelsrobbenvlees.

Het is alweer half 1 als we de Kaapse pelsrobben kolonie verlaten.

We rijden weer terug over de zoutweg naar het zuiden en gaan bij Hentiesbaai het binnenland in. Als het voor ons lunchtijd is, komen we nergens een geschikte stopplek tegen. Als de honger echt toeslaat, besluiten we de auto gewoon op de weg stil te zetten en in de luwte ervan te gaan eten. De weg is gelukkig breed genoeg, zodat het andere verkeer (wat er eigenlijk nauwelijks is) ons wel makkelijk kan passeren. Echt de weg afrijden durven we niet; bang om vast te komen te zitten in het mulle zand. Het voelt wel een beetje kaal zo picknickend op de weg. Ook de omgeving maakt het weinig idyllisch. Het is plat en kaal. Heel kaal! Zie de foto’s.

We rijden van de kust naar het binnenland en kunnen zo goed de verschillende vormen van vegetatie of juist het ontbreken daarvan zien. De natuur om ons heen verandert van vlak en geheel kaal, tot vlak met hier en daar wat groens of dors, tot heuvelig met boompjes.

We eindigen bij de Brandberg. Dit bergmassief heeft een piek van ruim 2500 meter. Wij gaan naar de “Brandberg white lady lodge” bij Uis. De lodge ziet er mooi uit, mooi gelegen, netjes. Er is zelfs een zwembadje bij. Wij staan op de camping bij de lodge. Dit is een oude rivierbedding. Er zijn veel bomen en veel ruimte. De sfeer op de camping ademt rust, ruimte en natuur uit. Wat een idyllisch plekje. De douches op de camping zijn ook een bijzondere gewaarwording. We hebben een douchehok met twee douches vlakbij onze camper. Daar wordt onder een ketel met water een vuur gestookt. Zo hebben we een warme douche. Het douchehok is van boven open. Je staat onder de sterren te douchen! Het water is lekker warm, maar alles eromheen is nogal frisjes.

In het gebied rond de camping komt een kudde woestijnolifanten voor. Zij schijnen ook in de omgeving van de lodge en camping gezien te worden. Wij zien ze helaas niet.