Argentinië - Chili - Paaseiland

(2010)

Reisverslag Argentinië - Chili - Paaseiland - 2010

/reisverslagen/zuid-amerika/argentinie-chili-paaseiland/reisverslag/21-23-juli-putre-np-lauca-arica-santiago-paaseiland/

(c) Wouter en Carin van de Weerd


Putre, NP Lauca, Arica, Santiago, Paaseiland

Woensdag 21 juli - Putre, NP Lauca, Putre

98 km gereden

We hebben een rustig dagje vandaag. Gisteren hebben we het grootste deel van NP Lauca al gezien. Het is leuk om nog een dag het park in te gaan, maar echt nodig is het niet. Het is half 10 als we bij het hotel wegrijden.

We maken minder stops onderweg. Veel komt ons inmiddels toch wel bekend voor nu we er voor de tweede keer langsrijden. De lama’s, alpaca’s en vicunas lopen natuurlijk wel op andere plaatsen. Zij verrassen ons een aantal keren. Omdat het nog redelijk vroeg is als we het NP in rijden is er nog niet zo veel vrachtverkeer op de weg. Wellicht hierdoor grazen de vicunas op een aantal plaatsen dicht bij de weg.

Bij de politie-/douanepost loopt een witte lama op de weg. Als ik mijn raampje naar beneden draai, komt hij op de auto afrennen. Da lama zal gehoopt hebben op wat lekkers. Wat hij vindt zijn twee toeristen in een auto die ‘m graag wille fotograferen. Op zich makkelijk te doen, want de lama komt erg dichtbij. Maar tegelijkertijd ook een moeilijke opgave, want de lama komt erg dichtbij. Hij komt met zijn kop de auto in. Iets wat ik eerst nog leuk vind. Ik zit ontspannen te kijken hoe de lama zijn hals en kop de auto in wringt. Totdat Wouter me er aan herinnert dat lama’s spugen (“ze spugen wel...”).
Ik krijg ter stond de slappe lach van de zenuwen. Hij zal toch niet een lekkere fluim de auto in jagen? De vacht van de lama is zacht en los van structuur. Het is veel zachter dan de vacht van een schaap. En de alpaca van gisteren was weer zachter dan de lama. Als we weg willen rijden moet ik de lama met zachte dwang de auto uit werken. Nooit gedacht dat ik dat nog mee zou maken.

Even later komen drie blije alpaca’s getooid met strikjes op hun kop en in hun vacht, de heuvel over lopen vlakbij de weg. Eén van de drie heeft een heel grappig bol gezicht. En met die slingers om zijn kop is het helemaal een olijk gezicht.

We rijden niet zo ver als gisteren. We nemen de afslag naar het dorpje Parincota. Ook daar staat een groep lama’s vlakbij het dorp te grazen in een moerasachtig stukje gras. Als ik om me heen zit te kijken en deze lama’s fotografeer, komt een hond aanlopen. En nadat we even een goed gesprek hebben gevoerd (ik praat Nederlands, de hond zwijgt) komt hij naast me in het zonnetje liggen. Bij onze wandeling door het dorpje vergezelt hij ons ook. Best gezellig! We kopen twee tasjes als souvenir op het pleintje. Daar is ook een klein pittoresk kerkje. Verder is het erg rustig in het dorp. Afgezien van twee verkoopsters van “artisanas” en drie honden, zien we niemand.

We lopen een klein stukje van een trail die is uitgezet door de NP-rangers en die begint aan de achterkant van het dorp bij het rangerstation.

Vanuit Parincota nemen we een gravelweg die volgens het bordje naar Putre gaat (wat gelukkig ook blijkt te kloppen) langs een 'bofedal' (=moeras). Hier zien we een soort zwarte ibissen (puna ibis), heel veel Andean geese en verschillende soorten kleine vogeltjes.

We rijden terug naar Putre. Daar kopen we empanadas en mandarijnen voor de lunch. We zijn om drie uur terug in het hotel, nuttigen onze lunch in de zon en gaan lekker rustig zitten lezen. De hoteleigenaar Donny vraagt of we al bij de “Thermes Juradin” zijn geweest. Dat is volgens hem zeer de moeite waard. Ook al hebben we nog wel tijd om er heen te rijden, besluiten we toch om niet te gaan. We hebben niet veel benzine meer. We hebben getankt toen we uit Arica vertrokken en sindsdien hebben we geen benzinepomp meer gezien. Putre heeft ook geen benzinestation. We moeten dus brandstof sparen om morgen terug naar Arica te kunnen komen.

’s Avonds wandelen we van ons hotel naar het centrale plein in Putre om te gaan eten. Daar blijken twee restaurants gesloten. Dus we belanden in “Cantaverdi” samen met alle andere hongerigen in Putre. Het is er verrassend druk. Toeristen, plaatselijke bewoners en militairen.

Donderdag 22 juli - Putre, Arica, Santiago

152 km gereden en een vlucht van Arica naar Santiago

Vandaag hebben we een reisdag. We verlaten Putre en Noord-Chili. We vliegen van Arica naar Santiago. Morgen vliegen we van Santiago naar Paaseiland.

Gisteren hebben we ansichtkaarten gekocht om naar beide ouders en buurvrouw te sturen. Het postkantoor in Putre blijkt een gammel hokje met een even gammele deur. Helaas wel op slot. Openingstijden zeggen niet veel hier in Putre. De ‘correos’ had open moeten zijn op het moment dat wij er voor staan. Niet dus. De ‘tourist information’ hebben we ook nog steeds niet open gezien.

Het is rond 9.15 uur en nog rustig in het dorp. De oudjes komen te voorschijn uit hun huizen en gaan op de bankjes op het plein zitten om zich te warmen aan de ochtendzon. Het was afgelopen nacht -5°C, maar nu warmt het lekker op. Je hebt mooie mensen hier. Vooral de oudere generaties van de Aymara lopen traditioneel gekleed: mooie doorleefde koppen met traditionele hoeden en de vrouwen dragen veelkleurige doeken.

We verlaten Putre zonder postzegels en rijden via de 11 en de 5 naar de kust. Langs de 11 gaan we twee keer de auto uit. De eerste keer bekijken we “Pukara de Copaquille”. Dit is een ruïne van een oud fort dat op een strategische plaats bovenaan een kloof is gebouwd. Er staan nog wat lage muurtjes. Erg interessant vinden we het niet. Het is wel lekker om even de benen te kunnen strekken en het uitzicht over de kloof is mooi.

De tweede stop is bij de “candelabra” cacti. Deze zijn beschermd. Van deze soort bestaan er op de wereld niet veel meer. Dat is ook wel te begrijpen want ze schijnen alleen tussen 2300 en 2800 meter hoogte te groeien. Dat is dus een beperkt gebied. Waar deze cactus groeit, groeit verder helemaal niets. We rijden al een tijdje door één grote bergachtige zandbak met kiezels. Verderop waren de bergen nog gekleurd met mooi geel gras. Hier is het één grote zand- en steenmassa.


Mooi is Chili hier niet bepaald. Je zou het zelfs saai kunnen noemen. Zo saai dat sommige chauffeurs in slaap vallen wellicht. Bij bijna elke bocht in de weg staat wel een herdenkingskruis van iemand die er is verongelukt. Soms alleen een kruis, soms met naam of foto’s en we zien ook een herdenkingshuisje waar een speelgoedaap aan het kruis is bevestigd. Op de 11 worden ook wel rare capriolen uitgevoerd om een slome vrachtauto in te halen. Inhalen gebeurt niet altijd op een plek waar je de tegenliggers kunt zien aankomen, zeg maar. Wouter moet dus ook goed opletten. Er is weer heel veel vrachtverkeer. Allemaal vrachtauto’s van en naar Bolivia. Omdat Bolivia niet aan een zee grenst en dus geen haven heeft, moeten alle goederen via land met vrachtauto’s het land in worden gebracht. De containers van een boot die in Arica aan komt, worden per stuk op een vrachtauto over de Andes naar Bolivia gebracht. Dit aanschouwende gaan we zowaar de Betuwelijn waarderen.

We zijn ruim op tijd in Arica om daar postzegels te kopen, te tanken, op het strand golfsurfers te kijken en de auto in te leveren op het vliegveld.

Onze vlucht staat gepland om half 5. Er is een vertraging van een uur helaas. Na ongeveer 2,5 uur vliegen, komen we rond 8 uur op het vliegveld van Santiago aan. Onze koffers verschijnen opvallend snel op de bagageband. Ook het regelen van een taxi (via een officiële taxi-counter; 17.000 Ch. pesos) gaat voorspoedig. De taxi brengt ons in rap tempo naar Hotel Orly in het centrum van Santiago. We zien weinig tot niets van de stad. Het is donker en een groot deel van de stad doorkruizen we in een tunnel. Leuk zo’n nachtje in een grote stad, maar veel hebben we er niet aan. We komen laat aan en gaan morgenochtend vroeg al weer weg. We eten in het restaurant bij het hotel. Dit blijkt een gezellig eetcafé waar een mix van bewoners van Santiago en toeristen komt eten en drinken.

Om half 12 rollen we in bed. De taxi voor morgenochtend is geregeld en de wekker staat op 05.20 uur.

Vrijdag 23 juli - Santiago, Paaseiland

Ruim 5 uur vliegen, 3700 km

Op naar het derde en laatste deel van onze vakantie. Na noord Argentinië en noord Chili is nu Paaseiland onze bestemming.

Een taxi (15.000 Ch. pesos) brengt ons naar het vliegveld waar het om half zeven ’s ochtends al een drukte van belang is. Onze vlucht gaat om 8.20 uur. Als we van Santiago Airport wegvliegen blijkt het vliegveld omgeven te zijn door bergen met sneeuw erop. Tss...dat hebben we gisteren nooit gemerkt!
We hebben een individueel entertainmentsysteem in het vliegtuig en vermaken ons dus prima.

Na ruim vijf uur vliegen, zo’n 3700 km verder, landen we op Isla la Pascua; ofwel Rapa Nui. Het is hier twee uur eerder dan het vaste-land van Chili. Als we boven Paaseiland vliegen zijn we verrast door al het groen. Na het dorre vaste-land van Chili blijkt Paaseiland bijzonder vochtig en vruchtbaar te zijn. Zo veel groen gras hebben we de afgelopen weken niet gezien. Er staan, in tegenstelling tot wat ik verwachtte, ook bomen op Paaseiland. Deze blijken vooral de laatste dertig jaar te zijn aangeplant. Er staan veel eucalyptusbomen. Als je door zo’n bos rijdt, ruikt het ook naar eucalyptus. Je neus springt spontaan open.

Er zijn meer verschillen met het vaste-land van Chili. Het is hier vochtig warm, 20-25˚C. In Argentinië en Chili was het steeds ontzettend droog. Hier heerst een vochtig tropisch klimaat. En het regent hier! De mensen lijken op mensen uit Polynesië (Tonga, Tahiti, Hawaï, et cetera) en niet op mensen uit Chili, Peru en Bolivia. De mensen hebben niet de Indiaanse gelaatstrekken. Later zullen we merken dat ook het prijsniveau anders is dan in Chili. Konden we in Argentinië nog een heerlijke steak met bijgerechten eten voor zeven euro. In Chili kostte dat al meer (en was de steak minder goed). Op Paaseiland betalen we voor een steak 15.000 Ch. pesos, ongeveer 25 euro. Daarbij geven ze de prijzen altijd aan in Ch. pesos en in Amerikaanse dollars. De mensen hier spreken beter Engels dan in Chili en Argentinië. Personeel van restaurants en hotels spreken allemaal Engels.

Op het vliegveld worden we opgewacht door een mannetje van de autoverhuurder, voorzien van een bordje met onze naam erop en twee bloemenslingers. Het voelt allemaal heel erg ‘aloha’ . Het zijn mooie slingers met ingenieus geweven palmbladeren en bougainvilles. Alle nieuwe toeristen worden opgewacht door mensen (van hotels et cetera) met slingers. Dat lijkt me lekker overzichtelijk voor de plaatselijk bevolking. Zo kunnen ze in één oogopslag de nieuwe lichting herkennen.

Onze auto is een “Daihatsu Terios Expedition”. Dit klinkt heel stoer. Het is ook een 4WD, maar wel een van het hele kleine soort. Er in rijden voelt als rijden in een dinky toys na de grote bakken die we inmiddels gewend zijn. Bijzonder op Paaseiland is dat je bij de autoverhuur geen verzekering kunt afsluiten. Het is dus zaak om geen schade op te lopen. Waarom dit niet kan, ontgaat ons.

We blijven vrij lang op Paaseiland (5 nachten) en hebben geen haast om op pad te gaan. Eerst maar eens rustig lunchen. Dat doen we bij een klein haventje. Ik moet de eerste hap van mijn sandwich noodgedwongen nog even uitstellen als we horen dat er twee schildpadden in het water van de haven zijn gesignaleerd. Die moet ik natuurlijk eerst even op de foto zetten. Het zijn grote zeeschildpadden met een mooie roodbruine kop: hawkbill?

Het is inmiddels bewolkt geworden en het regent af en toe. Voor de middag bedenken we daarom een ‘overdekte activiteit’: het museum (1000 Ch. pesos p.p. entree). Er wordt een Engelstalige vertaling bij de Spaanstalige borden en displays gegeven. Het is prettig om zo wat meer informatie te hebben over de historie, het hoe en waarom van de moia en de geologie van het vulkanische eiland.

Het eiland is ontstaan door uitbarstingen van drie vulkanen en ongeveer 20 bijkraters. Door de uitbarstingen is er land tussen de kraters ontstaan en is het eiland gevormd. Uit steen van één van de drie vulkanen (Rano Raraku) zijn de moai gehouwen.

Paaseiland hoort bij de Polynesische eilanden waartoe bijvoorbeeld ook Tongo, Hawaï en Nieuw-Zeeland behoren. In 1888 is het geannexeerd door Chili. Legendes beweren dat rond 450 voor Christus King Hotu Matua per boot op Paaseiland arriveerde. Sindsdien hebben afstammelingen van Hotu Matua verschillende stammen gevormd. Alleen bloedverwanten van Hotu Matua konden leider van een stam zijn. Deze stammen geloofden in “mana” en in “tapu”. Mana staat voor al het goede (als leven, eten, liefde, et cetera) en tapu staat voor de slechte dingen die niet goed zijn en/of niet mogen. Zou het woord “tapu” daarom zo op “taboe” lijken?

Ter bevordering van mana richten de stammen plaatsen in waar ze onder andere ahu’s bouwden en daarop plaatsten ze de moais. De ahu is een soort podium van steen. Deze kan groot zijn (als er veel moai op werden gezet) of klein (als er slechts een moia op werd geplaatst). Om de ahu heen lag/ligt een vrij groot open terrein waar onder andere graven zijn en vaak ook een boothelling. Zo kon de stam vanaf de zee de heilige plaats bereiken.

Door alle voorspoed groeide de bevolking van Paaseiland. Er dreigde schaarste. Om dat te voorkomen geloofden de stammen dat zij meer mana nodig hadden. Er werden steeds grotere moai geplaatst. De grootste moai die ooit zijn plek heeft bereikt is tien meter hoog. De grootste moai is te vinden bij Rano Raraku (waar het is uitgehakt maar niet is weggehaald): 21 meter. Over het hele eiland zijn ahu’s waarop moai zijn opgericht. Deze beelden staan allemaal met de rug naar zee. Ze kijken over het eiland. Het zijn ook bijna allemaal ‘mannen’. Er schijnen slechts een paar moia te zijn die vrouwelijke trekken vertonen. Bijna alle moai zijn staande figuren. Op de flanken van Rano Raraku is slechts één knielende figuur te zien. De moai hebben allemaal zonder uitzondering lange oren. Lange oren was in die tijd namelijk in de mode bij de bewoners van Rapa Nui. Ze maakten gaten in hun oorlellen waar ze steeds grotere objecten in stopten om zo de oren op te lengen. En het toppunt van fraaiheid was als het oor of de oorlel zo lang was dat deze over het oor heen geslingerd kon worden. Ik zie een beeld voor me van een snelle Westerse zakenman met zijn stropdas over zijn schouder; alleen dan anders.

Doordat de moai in de groeve zich in verschillende stadia van uithakken bevinden, is ontdekt hoe de enorme beelden uit de rotsen werden gehouwen. Wat echter nog niet helder is, is hoe de moai zijn verplaatst en op de plek van bestemming rechtop zijn gezet. Hierover bestaan verschillende theorieën. In de geschiedenis van Paaseiland is ook enige Nederlandse inbreng. In 1722, met Pasen, ontdekte Jacob Roggeveen het eiland. En hij noemde het, hoe verrassend, Paaseiland.

Na het bezoek aan het museum zijn we ruim op tijd voor de zonsondergang bij Tahai. Hier staan meerdere moais op twee ahus: een rijtje van drie en een individuele moai. Er omheen is een groot gebied met oude bouwsels een boothelling, graven en plekken die we als toerist niet mogen betreden. Des te meer de zonsondergang nadert, des te drukker het wordt. Tahai grenst aan Hanga Roa; de enige plaats op het eiland en het is daarmee op wandelafstand voor de toeristen die daar in de vele hotels verblijven. De zon verdwijnt achter de ruggen van de moai en achter de wolken in zee, met een mooi gekleurde lucht als resultaat. Net voor de zon onder is, begint het weer te regenen. Snel terug naar de auto. Het is mooi geweest voor vandaag.

’s Avonds eten we heerlijke visgerechten in het restaurant “Te Moana” in de hoofdstraat van Hanga Roa. In Hanga Roa wonen alle 4500 inwoners van het eiland. Het centrum bestaat uit een paar straten. Het is allemaal erg overzichtelijk.