IJsland

IJsland (2012)

Reisverslag IJsland - 2012

IJsland

/reisverslagen/europa/ijsland/reisverslag/22-24-juli-selljalandsfoss-skogafoss-reynesdranger-dyrholaey-halsanefshellir-eldahraun-fjadrargljufur-kirkjubaeklauster-dverghamrar/

(c) Wouter en Carin van de Weerd


Selljalandsfoss, Skogafoss, Reynesdranger, Dyrholaey, Halsanefshellir, Eldahraun, Fjadrargljufur, Kirkjubaeklauster en Dverghamrar

Dag 4 - Zondag 22 juli: Waterrijk

Na een regen- en stormachtige nacht is het nog steeds nat als we wakker worden. De weervoorspelling voor vandaag is uiterst treurig. Helaas blijkt de voorspelling volledig juist. Er waait een stevige wind en het is slechts sporadisch droog. Na 11 uur is het niet meer droog geweest (en nu ik dit schrijf is het 5 uur). Het regent afwisselend zacht, hard en heel hard. We hebben veel water zien vallen.

Waaronder twee watervallen. Onze eerste stop, nadat we vanaf de camping de rondweg hebben vervolgd naar het oosten, is de Selljalandsfoss. Dit is een smalle waterval die vanaf een flinke hoogte naar beneden komt storten, vanaf de Eyjafjallajökull (gletsjer). Op de parkeerplaats is het een gekkenhuis. Veel auto’s, nog meer bussen en grote plassen die van het uitstappen een natte aangelegenheid maken. Wij wachten af tot een regenbui wat minder wordt en storten ons dan ook in het waterspektakel, om vervolgens toch nat te worden. Er waait een waas van waterdruppeltjes van de waterval en het begint weer te regenen. Het bijzondere aan de Selljalandsfoss is dat je achter de waterval langs kunt lopen. Nat, maar wel leuk.

In Skogar bekijken we de Skogafoss vanuit de auto. Dit is een brede en 60 meter hoge waterval waar een enorme hoeveelheid water mee naar beneden komt. Het water in de waterval is niet het enige water dat valt. De regen komt met bakken uit de hemel. Tijd voor een binnenactiviteit. Na een koffie met brownie bezoeken we het volksmuseum in Skogar: Skogasafn.
Hier is van alles te zien. De collectie varieert van vogelskeletten en opgezette dieren in de kelder, tot een collectie spinnenwielen op zolder. Het toont ook de ontwikkeling van transport (van schaatsen die gemaakt zijn van botten en sledes tot sneeuwmobielen op rupsbanden en jeeps). En er is een tentoonstelling over de opkomst van de telefonie. We zien allerlei gebruiksvoorwerpen van de IJslanders uit het verleden. Er zijn opvallend veel touwen met houten klosjes en heel veel houten klosjes met twee gaten erin.

Er is een bizar groot aantal piano’s. In bijna elk display of tentoonstellingsruimte treffen we een piano aan. IJslanders waren heel muzikaal of ze hadden met al dat slechte weer niets beters te doen dan binnen muziek maken. Naast de grote tentoonstellingsruimten zijn er in het museum ook replica’s van gebouwen. Er is een kerk (met een piano) en een school (met drie piano’s), het eerste houten huis van IJsland (met weer een piano) en een voorbeeld van een turfboerderij (was daar geen piano of hebben we niet goed opgelet?). Er is een klein houten huis waarvan de slaapkamer direct boven de stal ligt, slechts gescheiden door een kierende houten vloer. Dit huis is nog tot 1970 bewoond. Hoe is het mogelijk?! Toen was Wouter al vier. Het huis ziet er uit alsof het uit een heel ver verleden stamt. Zegt dit iets over het huis en de gebruiken op IJsland of over de leeftijd van Wouter?

We verlaten het museum in de stromende regen en rijden door naar Vik. Daar overnachten we op de camping. Vanaf 5 uur is het soms even (halve minuut) droog. De camper lekt gelukkig (nog) niet. We proberen voor het eerst de verwarming uit. Zonder verwarming is het 14,5 graad binnen. Zelfs Wouter vindt het stom weer.

Dag 5 - Maandag 23 juli: Pas op voor overvliegende papegaaiduikers

Als we wakker worden waait het hard. Maar het is droog en de zon komt af en toe te voorschijn. Ons hoor je, zeker na gisteren, niet klagen. We besteden onze dag in en om Vik.

Als eerste gaan we naar het strand bij Vik. Het is een strand met zwart zand. Pikzwart fijngemalen lavasteen. Het witte schuim, achtergelaten door de golven, steekt mooi af tegen het zwarte zand. Vanaf het strand kun je Reynesdranger zien. Dit is een rots in de zee. Of eigenlijk: drie rotsen in de zee. Hierover hebben de IJslanders, zoals bij veel dingen, een oud volksverhaal. De rotsen zouden drie giants voorstellen die een gezonken schip op het land wilden trekken. Maar de zon ging op voor ze het schip op het droge hadden en daarom zijn de giants veranderd in rotsen.

Op de rotsen achter het strand hebben meeuwen en papegaaiduikers nesten gemaakt. De jonge papegaaiduikers (die overigens qua uiterlijk al niet meer te onderscheiden zijn van de volwassen vogels) doen vliegoefeningen. Ze vliegen korte rondjes voor de rots. Opvliegen van de veilige rotsrichel is duidelijk even een dingetje. En ook terugkeren op dezelfde rotsrichel als waar ze zijn vertrokken, lukt nog niet elk jong bij de eerste poging. Vaak zijn er meerdere rondjes nodig om goed uit te komen. En soms landt het jong op een andere plek dan de bedoeling was, om vervolgens verdwaasd om zich heen te gaan zitten kijken. Waar ben ik? Waar zijn mijn vrienden?
We klimmen een stukje omhoog op de heuvel/berg waar de nesten zitten zonder de nesten en beesten te verstoren.

Het is al middag als we doorrijden naar Dyrholaey. Dit is een rotspunt die 120 meter boven de zee uitsteekt. De zee heeft hier een paar gaten in de rotsen gebeukt. Het is inmiddels zwaar bewolkt. De rotsen lijken daardoor extra grijs en donker. Het waait hard. Dit lijkt de papegaaiduikers, die op de rotsen onder ons zitten, niet te deren. Die vliegen af en aan. Wij hebben meer last van de wind. Het is vrijwel onmogelijk om je handen stil te houden en stil te staan om een foto te nemen. Jammer, want de vrolijke vrienden zitten best dichtbij.

Terug richting Vik rijden we de 215 langs Reynisfjall naar Halsanefshellir. We komen uit bij een rotspunt van basaltblokken die uitsteekt in zee. De basaltkolommen rijzen als een soort orgelpijpen uit het zwarte zand op. De zee is door de harde wind onstuimig en rolt met hoge golven het strand op. Menig toerist (wij ook) moet zich haasten om geen natte voeten te krijgen. Het is een mooi punt. Wind, regen en hoge golven maken de plek onheilspellend en mysterieus. Maar ook nat en koud.

De camping bij Gistiheimilid Reynir blijkt niet meer te bestaan. Daarom rijden we terug naar de camping in Vik. Maar eerst gaan we lekker uit eten!

Dag 6 - Dinsdag 24 juli: Afwisselende korte stops

Na de regen van gisteren hadden we het niet verwacht, maar als we vanochtend wakker worden schijnt de zon. Blauwe lucht. Weinig wind. Dat laatste mag ook wel in de krant. We ontbijten in het zonnetje in bloesjes met korte (!) mouwen. Na dit zomers genot verlaten we Vik en vervolgen we de rondweg naar het oosten. Ons einddoel voor vandaag is Skaftafell. Op de weg daar naartoe maken we verschillende stops.

Vanuit de auto zien we de hele dag aan de linkerkant rotsen met watervallen en gletsjers in de verte. Aan de rechterkant zien we spoelvlaktes (heel erg vlak zeg maar) waar al het smeltwater van de bergen over wordt afgevoerd.
We rijden door Eldhraun. Dit is een lavaveld waarvan de lava door een dikke laag mos is bedekt. Een bijzonder landschap. Als je er met je neus bovenop gaat staan, en dat doe ik dus, zie je dat het verschillende soorten mos zijn met daartussen ook nog verschillende soorten bloemetjes. Het is gek om op te lopen. Verend. Zodra je je voet optilt, veert de mos weer terug naar zijn oorspronkelijke vorm. Het mos is zo dik dat je meer kunt voelen dat er lava onder zit. Dat dit het geval is kun je alleen zien aan de ronde bulten. Bij Laufskalavarda leggen we allebei een steentje op een steenmannetje. Dit brengt geluk (zegt men). Er zijn al veel gelukszoekers voor ons op deze plek geweest want er staan ontelbaar veel steenmannetjes in wording.

Bij Fjadrargljufur maken we een korte wandeling. Dit is een kloof van 2 km lang en 100 hoog/diep. Er loopt nog steeds een riviertje door de kloof, ver onder ons. Dit is zo’n klein rustig stroompje dat ik me moeilijk kan voorstellen dat dit de rivier is geweest die de kloof heeft uitgesleten. Vanaf de rand heb je een mooi uitzicht. We vinden hier een bloemetje dat lijkt op een orchidee, maar of dat het ook is? Een paar kilometer na de kloof komen we bij Kirkjubaejarklauster. Dit plaatsje wordt in de Hollandse volksmond ook wel kerkjebijhetklooster genoemd. Daar doen we boodschappen en bekijken we Kirkjugolfid. Dit betekent kerkvloer en bestaat uit een verzameling basaltstenen. Deze stenen staan rechtop en vormen samen een soort kerkvloer van een paar vierkante meter. Bijzonder dat de natuur zoiets tot stand kan brengen. Er zijn namelijk geen aanwijzingen gevonden dat dit door mensenhanden is gemaakt.

In Dverghamrar (net ten oosten van Foss) zien we ook basaltkolommen. Aan het einde van de laatste ijstijd kwam de zee tot hier en heeft het zeewater de basaltrotsen uitgesleten. We kijken hier maar kort rond, want het regent. Het is tijdens de lunch bij ‘de kerkvloer’ weer beginnen te regenen en dat doet het nog steeds.
Bij Nüpsstadir staan we voor een dicht hek. We dachten hier een oud turfkerkje te gaan zien. Maar deze is helaas niet meer voor publiek toegankelijk. De omwonenden zijn al dat bezoek van toeristen en het komen en gaan van auto’s kennelijk zat. Geef ze eens ongelijk.
Dan komen we aan in Skaftafell, bij het zuidelijke deel van het Vatnajökull National Park. Dit is het grootste nationaal park van IJsland. In Skaftafell regent het en wij zoeken, net als vele anderen, beschutting in het bezoekerscentrum. Het is inmiddels rond half 6 en ik ben het zat. Ik erger me aan een groep Franse toeristen die in de souvenirwinkel precies op de plek willen staan waar ik sta. Ik word zonder pardon opzij geduwd, op zeer subtiele maar niet te negeren wijze. Kortom: het is mooi geweest. Lekker douchen, eten, koffie drinken en morgen is er weer een dag.