Dag 1 - Donderdag 19 juli - Wat voor weer is het daar? (Amsterdam - Kevlavik - Grindavik)
Bang gemaakt door de reisverslagen die we van anderen hebben gelezen waarin veel stormachtige en regenachtige dagen de revue passeerden, heb ik me op het ergste voorbereid. Zaterdag heb ik nog een pyjama gekocht. De oorband, sjaal, wanten, thermisch ondergoed en regenpak zitten in de tas. Ik hoop op een zonnetje en droog weer, maar vrees het ergste. Kortom: het kan alleen maar meevallen.
We verlaten een fris (15°C) en nat Nederland en landen na 2 uur en 55 minuten vliegen (2040 km) op IJsland. We stellen tevreden vast dat het weliswaar bewolkt is, maar niet egaal grijs. We gaan met een taxi naar de camperverhuurder (Iceland Campers), waar we een volledige tour krijgen door en om onze camper. Er is maar één woord voor: groot! Onze camper is enorm.
Het is een 4WD Ford Lariat Outlaw Deluxe. Om je een beeld te geven van ‘hoe groot’: Zonder trap kan ik bijna niet achterin de camper komen. We hebben een wc aan boord en een vast bed. Alles is sjiek met hout afgewerkt. Het inventaris bestaat uit een compleet nieuwe IKEA keukenset. Er is een misverstand tussen de camperverhuurder en ons over het handdoekenpakket. Hadden we die nu wel of niet geboekt? Ik houd vol van wel en dat levert ons vier nieuwe handdoeken op.
Vanaf de camperverhuurder in Keflavik rijden we via de supermarkt naar Grindavik (26 km). We komen rond 7 uur ’s avonds op de camping in Grindavik aan.
Het is groot en het rijdt
In IJsland rijden we in een 4WD Ford Lariat Outlaw Deluxe, een camper van Amerikaanse makelij. Een aantal Amerikaanse kenmerken vallen direct op. Onze camper is groot. Het is een asociaal dikke 4WD. Hoog op de wielen en met een vast dak, zodat we niet elke avond of als we koffie willen zetten het dak omhoog hoeven te duwen.
Het campergedeelte (achter) is van alle gemakken voorzien. Het is uitgerust met een gasstel en afzuigkap, een redelijk grote koelkast, een vast tweepersoons bed boven de voorcabine en (op speciaal verzoek van mij) een wc, en een mini-douche en mini-wastafeltje.
De voorcabine is groot. Er zijn zitplaatsen voor vijf personen. Of, in ons geval: voor twee personen, fotospullen, reserveband (lang verhaal, kom je later vanzelf tegen...), tafeltje en twee campingstoeltjes. De auto is van allerlei snufjes voorzien. De stoelen zijn volledig instelbaar. Je kunt omhoog/omlaag, voor/achter, kantelen en je kunt ook de lendensteun instellen. Daarbij zitten er knopjes op de stoel, waarvan niet direct duidelijk is waar ze voor dienen. Dat wordt vanzelf duidelijk als ik een hele warme bips krijg. Een beetje warmte is lekker als je net nat van buiten komt. Maar op een gegeven moment heb ik het zweet in mijn bilspleet staan. We hebben stoelverwarming.
Een ander Amerikaans kenmerk hebben we ook vrij snel door. De thermometer geeft de temperatuur in Fahrenheit aan. Als het buiten fris aanvoelt, is het immers gek als de thermometer 53 graden aangeeft.
Een laatste Amerikaanse eigenaardigheid had zo maar een flink gat in ons vakantiebudget kunnen slaan. Als we de eerste middag bij de camperverhuurder vertrekken, rijden we door het centrum van Keflavik naar een supermarkt. Wouter rijdt keurig de aangegeven snelheid: max 30. Toch stuiteren we over de drempels en trekt het stadshart in rap tempo aan ons voorbij. Op de snelweg stuiven we meerdere personenauto’s voorbij. Heeft Wouter opeens een zeer sportieve rijstijl of is er iets anders aan de hand? Dat laatste: we rijden miles per hour in plaats van kilometer per uur. Dus 96 km/u i.p.v. 60. Remmen!
Dag 2 - Vrijdag 20 juli: Kleurrijk
Het is bewolkt en frisjes vanochtend. We ontbijten in de camper. We verlaten Grindavik met als reisdoel Landmannalaugar. Daar gaan we via Seltun / Krysuvik en Krysuvikurberg naartoe.
We volgen de 427 langs de zuidkust. Er bloeien vele lage bloemetjes langs de weg. We zien ontelbare hoeveelheden pollen Engels gras. Maar ook veel vrouwenmantel (de bergversie: alchemilla alpine), silene en tijm (de bergversie). En nog veel meer leuks en speurigs waar ik de naam niet van weet. Onze eerste stop is Seltun / Krysuvik. Seltun is een hetebronnengebied met prachtige kleuren in de grond door de mineralen, met stoomgaten, modderpoten en een kratermeer. We worden high van de zwaveldampen. Zal die stank gaan wennen in de loop van de vakantie?
Dan rijden we door naar Krysuvikurberg. Het laatste stuk is een hobbelige ongeasfalteerde weg. Maar dit blijkt een eitje voor onze bolide. We drinken koffie in de luwte van de camper met de kop in de zon (jawel!). Als we van de koffie genieten parkeert een busje met Nederlanders naast ons. In dit gezelschap bevindt zich een vogelgids die enthousiast vertelt en aanwijst welke vogels waar op de rotsen te zien zijn. Wij hebben, om gewicht te sparen, onze vogelgids thuis gelaten. We luisteren dus aandachtig mee: noordse stern, meeuw, … … , papegaaiduikers. Yeah, die willen we zien! Dat lukt. Met een beetje speuren zien we ze op een rotsrichel zitten. We observeren ze als ze aan komen vliegen en weer vertrekken en zien een groepje van ongeveer acht papegaaiduikers dobberen op zee. Het zijn prachtige beesten. Mooi gekleurde snavel, een guitige kop en een onhandig lijf dat niet gemaakt lijkt om mee te vliegen.
Het is inmiddels rond 1 uur als we de rotskust verlaten. We nemen de 38 en 34 naar Selfoss. Van daaruit nemen we de 1, 30 en 32 richting Landmannalaugar. We rijden dit nationaal park in via de noordkant, over de 208. De 208 is grotendeels onverhard en voor een 4WD is het goed te doen. Er rijden ook gewone personenauto’s. Dat lijkt ons wat minder comfortabel, maar kennelijk kan het. Voordeel van deze route is in ieder geval dat er –nu- geen waterdoorsteken gemaakt hoeven te worden. We stoppen onderweg vaak om van het uitzicht, de mooi gekleurde bergen en de diep blauwe bergmeren te genieten. Er is een uitzichtpunt (in een bocht vlakbij Landmannalaugar) waar we een prachtig uitzicht rondom hebben, mede dankzij het heldere zonnige weer. Het waait flink en de wind is koud, maar de zon schijnt!
Vlak voor ons einddoel van vandaag wacht nog een uitdaging. Alle personenauto’s en gewone campers staan langs de weg geparkeerd. Zij kunnen niet verder, en moeten dus een flink stuk met bagage richting camping lopen. Wij gaan de uitdaging aan en Wouter stuurt onze bolide zonder knikkende knieën door twee rivierbeddingen. Zo bereiken we, zonder te sjouwen en met droge voeten, de camping.
Landmannalaugar (580 meter hoogte) is een dal dat grotendeels is bedekt met lava. Het dal wordt omgeven door bergen in alle kleuren: geel, grijs, rood, groen, blauw en bruin. Er is een natuurlijk bad aan de rand van het lavaveld, vlakbij de camping. Hier komen koude en warme waterstromen samen. De camping is op een vlak grasveld voor het lavaveld Laugahraun. De campers staan op de parkeerplaats daaromheen. Wij dus ook. Het is ver lopen naar de wc en washokken. Het voordeel is dat we aan de rand van alle drukte staan met een open en wijds uitzicht.
We komen rond half 6 op de camping aan. De rest van de avond genieten we van de mooie plek. We eten buiten. Frisjes, maar met zon en een geweldig uitzicht. Daarna maken we nog een ommetje. Eigenlijk hebben we het wel een beetje gehad. We waren vanochtend om half 9 al op pad. Maar de mooie kleuren lonken. Daar willen we van genieten nu het nog mooi weer is. De jongen bij de i vertelt ons dat morgen rond 6 uur ’s avonds het hoogtepunt van een storm passeert. Er wordt een extreem harde wind verwacht en veel regen. Als we in een tent overnachten, adviseert hij de tent met stenen extra goed vast te zetten. Op het veldje zien we dat vele koepeltentjes met stenen rondom zijn verzwaard. Doordat het zo lang licht blijft, heb je nauwelijks het idee dat het al laat is. Dat is het wel. We zijn pas om 10 uur terug bij de camper.
Dag 3 - Zaterdag 21 juli: Over ongebaande paden
Na het ontbijt gaan we meteen aan de wandel. Nu schijnt de zon nog, maar als de weervoorspelling klopt, zal dat niet zo lang duren. We volgen de route Laugavegur (4,3 km) die vanaf het dal bij de camping vertrekt. Na een korte klim om uit ons dal te komen, zien we prachtig gekleurde bergen. We passeren een groene vallei waar drie schapen lopen te grazen. Door de nietigheid van de schapen kun je goed zien hoe groot de bergen eromheen zijn. In het dal groeit wolgras dat met dikke pluiskoppen de vlakte kleurt. Op de bergen om ons heen zijn nog besneeuwde plekken. We komen langs een bergflank waar stoom uit de grond komt en waar de grond geel, wit en rood gekleurd is. De gekleurde bergen, de binnen drijvende lage wolken en al het stoom maken dat het net een sprookje lijkt. Wel een beetje een somber en vochtig sprookje.
Wouter heeft problemen met een lens van zijn fototoestel. Hij kan er niet meer mee inzoomen en tegelijkertijd het diafragma instellen. Dit levert een terugkerend gemopper op. Na het uitschakelen van het fototoestel lijkt het weer even te werken, maar dat is helaas steeds van korte duur. Hoe moet dat nu op deze vakantie die uitermate geschikt is voor foto-expedities en het maken van top shots?
De route die wij wandelen blijkt geliefd. We zijn niet de enigen die hier vanochtend lopen. Na de stoomgaten gaan wij terug naar de camping. Er zijn ook mensen die verder de bergen in omhoog gaan. De terugweg voert ons dwars door een lavaveld. We klauteren over enorme grote en scherpe zwarte rotsen. Niet te geloven dat dit keiharde materiaal ooit vloeibaar was. Er zitten holle ruimtes in de lava en onder het pad. We moeten goed opletten waar we onze voeten neerzetten. Geregeld zien we een gat waar kennelijk iemand door de grond is gezakt (letterlijk). Als we al een tijdje door het lavaveld ploeteren, vallen ons twee dingen op: (1) We zijn al lang geen andere toeristen meer tegengekomen en (2) nu je het zegt hebben we ook eigenlijk al lang geen routeaanduiding meer gezien. We gaan grofweg de goede kant op, maar zou het oorspronkelijke pad niet verder naar links lopen? Kortom: we volgen een alternatieve route. Na drie kwartier klauteren komen we bij het pad waar we onze wandeling zijn begonnen. Het regent inmiddels en we zijn blij als we rond half 12 de camper in kunnen voor een hete kop koffie.
Na de koffie en de afwas vertrekken we rond half 1. We verlaten Landmannalaugar over dezelfde weg als we zijn aangekomen, via de 208 naar het noorden. Er staat inmiddels een harde wind en er trekken pittige buien over. We rijden via de 32 en 26 naar het zuiden. De 26 is deels gravel en is in het begin is het wegoppervlak bijzonder hobbelig. Verderop wordt het vlak maar helaas wel erg smal. Als we de rondweg (1) richting Hella op willen draaien, klopt een IJslandse mevrouw op mijn raampje. Ze roept iets. Het is onverstaanbaar door het glas en doordat het ongetwijfeld IJslands is. Ze kijkt er vriendelijk bij. Blijkt dat de achterdeur van de camper open staat. Hûh?! Hoe het kan is ons een raadsel (Wouter weet zeker dat hij de deur na de lunchstop op slot heeft gedaan) en we vragen ons ook af sinds wanneer die deur al open hangt. Op de gravelweg heeft het flink zand gestoven en we hebben ook al meerdere regenbuien gehad. Er zal toch niets naar buiten zijn gevallen? Missen we een schoen? Is de prullenbak er nog? Als we op de camping in Hella de camper aan de binnenkant inspecteren blijkt de schade reuze mee te vallen. Sterker nog: er is niets geks, niets nats en niets vies. Ook de prullenbak en slippers zijn nog present. Pfoeie…. (zucht van opluchting).
De douche op de camping is heerlijk: een verwarmd hok, een enorme douchekop en onbeperkt warm/heet water. Na de douche verwennen we onszelf nog meer. We gaan uit eten in het restaurant bij de camping. We moeten nu toch echt een keer de IJslandse pizza proberen die volgens pap en mam zo lekker is. Inderdaad: erg lekker!