IJsland

IJsland (2012)

Reisverslag IJsland - 2012

IJsland

/reisverslagen/europa/ijsland/reisverslag/25-27-juli-skaftafell-svartifoss-skaftafelljokul-fjallsarlon-en-jokulsarlon/

(c) Wouter en Carin van de Weerd


Skaftafell, Svartifoss, Skaftafelljokul, Fjallsarlon, Jokulsarlon en een lekke band

Dag 7 - Woensdag 25 juli: Water in vloeibare en vaste vorm

De grasvelden van de camping zijn voor een belangrijk deel bezet door groepsreizen. Herkenbaar aan een verzameling van dezelfde kleine tentjes. Door het grote aantal campeerders is het dringen bij de wc en douches. IJslanders hebben een opvallend klein aantal wc’s en douches op hun campings vind ik. Op de camping in Vik, waar het echt druk was, waren maar 2 wc’s en 2 douches voor de vrouwen en idem voor de mannen.

Na het ontbijt gaan we de omgeving verkennen. We maken twee wandelingen. Eerst gaan we naar de Svartifoss. Dit is een korte wandeling: berg op, langs een kloof met meerdere watervallen, eindigend bij de Svartifoss. Deze waterval is omgeven door basaltkolommen. Een mooi punt, maar wel nat. Ook omdat het behoorlijk hard regent.
We drogen en warmen op in het bezoekerscentrum waar we een film bekijken over de uitbarsting van de vulkaan Bardarbunga in 1996.

Daarna wandelen we naar de gletsjer en het meer Skaftafelljökul. Dit is een zeer ontspannen stuk lopen over vlak terrein. Onderweg staan veel bloemetjes en knalgroen mos. Ik zeg daar dat ik het mos mooier vind dan de gletsjers. Maar die woorden moet ik later terugnemen.
Ik ben erg onder de indruk om zo dichtbij een gletsjer te zijn. Een enorme hoeveelheid ijs komt de berg afzakken. Ervoor ligt een meer met grote ijsblokken erin. De gletsjer is deels zwart (van het steen en zand), deels wit (ijs waar veel lucht in zit) en deels blauw (heel dicht ijs met weinig luchtbelletjes). Die drie kleuren maken met elkaar mooie patronen. Indrukwekkend. Wat ook meespeelt in de positieve beleving is het weer. Het is droog en we zien zelfs af en toe de zon. Soms zit het mee...

We verlaten Skaftafell rond half 4 en rijden verder oostwaarts. We zijn van plan langs de twee ijsmeren (Fjallsarlon en Jokulsarlon) te rijden. Morgen nemen we de hele dag om deze meren te bewonderen. Maar we kunnen het niet laten om toch alvast even te gaan kijken. Met een niet bewegwijzerde afslag naar links komen we bij Fjallsarlon. Pure mazzel dus. Het is de afslag voor de brug over een watertje/rivier en voor de parkeerplaats die wel met bordjes is aangegeven. Het regent. Toch moeten we even de auto uit om te kijken. Wow!

Bij Jokulsarlon stoppen we aan de zeekant op een parkeerplaats en zien daar, nog steeds in de regen, ijsbrokken op het zwarte zand liggen. Heel bizar. We overtuigen onszelf en elkaar ervan dat we hier morgen echt terugkomen en rijden dan door naar Gerdi.
Op onze kaart staat een camping aangegeven bij Gerdi, ongeveer 15-20 km na Jokulsarlon. De camping vinden we met hulp van een serveerster in een restaurant. Het blijkt een pension, waar ook campeerders op het veld mogen staan. We delen de wc en douche met een aantal hotelkamers.

We gaan uit eten in een restaurant dat er aan de buitenkant uitziet als een boekenplank met boeken. We kunnen kiezen uit een salade of buffet. Wij gaan voor het buffet. Heerlijk! Er is zalm in grote hoeveelheden die op verschillende manieren is bereid: koud & gerookt, gravad lachs, koud gemarineerd in sinaasappelsaus & honing en warm met gember en een topping van amandelschaafsel. Lekker!
Terug in het pension mogen we gebruik maken van de zitkamer. Ook wel eens prettig om weer op een echte bank te zitten in de warmte. We maken ook dankbaar gebruik van de stopcontacten om onze batterijen op te laden.

Hoe sterk is de eenzame fietser
die krom gebogen over zijn stuur tegen de wind,
zichzelf een weg baant.
(Boudewijn de Groot)

Eenzame ontgroening

We rijden op een lange rechte weg. Op IJsland zijn nauwelijks bomen te bekennen. Langs deze weg staan er geen. Van beschutting is geen sprake en de wind rukt aan de camper zodat Wouter zijn best moet doen om ons recht op de weg te houden. De ruitenwisser doet waarvoor hij uitgevonden is. Ik ben blij dat ik binnen zit en dat we nog ver van onze bestemming zijn, zodat ik voorlopig ook nog niet naar buiten hoef.

In de verte zie ik een stipje. Als het stipje dichterbij komt, blijkt het een fietser. Regenjas aan, maar wel in korte broek. De fiets is volgeladen met een tentje en slaapzak. Gedurende de dag komen we meer van deze eenzame helden tegen. En tijdens de gehele vakantie rijden we deze sportieve vakantiegangers elke dag voorbij. Op de campings verzamelen ze zich in de gemeenschappelijke keuken om te drogen en op te warmen. Overdag fietsen ze alleen of hooguit met z’n tweeën. Het blijken niet eens Nederlanders te zijn, maar IJslandse jongeren (ongeveer 18-25 jaar).

Is dit een ritueel? Moet elke IJslander voor zijn 30ste het eiland rond gefietst zijn?
Is dit een ontgroening? Hoor je er niet bij als je niet in je eentje de volledige rondweg hebt afgelegd op de fiets?
Gaat het in IJsland zo slecht met de economie dat de gemiddelde IJslander geen geld heeft voor een vakantie met het vliegtuig of het bezit van een auto?
Vinden de IJslanders elkaar net zo kil en chagrijnig als ik hen vind en gaan ze daarom liever alleen op vakantie?

Na elke vakantie zijn er wel dingen waarvan ik achteraf denk: had ik dat maar gevraagd. Deze vragen houden me nog wel een tijdje bezig. Misschien moet ik toch nog eens terug.

Dag 8 - Donderdag 26 juli: Blauw ijs en zwart zand

Ik ben laat wakker. Het duurt even voordat we op weg zijn. Rond 10 uur vertrekken we richting de ijsmeren. Het is afwisselend zonnig en bewolkt en het is fris. Maar er staat niet zo’n harde wind. Prima weer om drijvende ijsbergen te kijken. En dat doen we dan ook de hele dag. Waar andere toeristen parkeren, uitstappen, kijken, foto’s maken, plaspauze en weer vertrekken. Daar nemen wij rustig de tijd om de bijzondere omgeving op ons in te laten werken.

Het smeltwater van de gletsjer tongen van Fjallssjökul en Breidamerkurjökul heeft een meer gevormd waarin de losgeraakte en afgekalfde stukken ijs van de gletsjer richting zee drijven. Het zijn bijzonder vormde blauwe eilanden. Het ijs kan pas door de monding en onder de brug door als het klein is en weinig diepgang heeft. Soms stort een ijsberg in en even later drijft een schots heel snel voorbij. Soms zie je een zeehond zwemmen en dan weer een Noordse stern of skua (grote jager) vliegen.
We vermaken ons de hele dag bij het Jökulsarlon, op de oevers langs het meer en op het strand. De losgeraakte stukken ijs spoelen deels aan op het strand of drijven vlak voor de kust in de zee. Gecombineerd met het zwarte zand is dit een heel bizar gezicht. Bij St. Maartenszee zie je alleen toeristen en strekdammen in zee. Geen ijsschotsen.

Het is nu 8 uur ’s avonds. We staan nog met de camper bij Jökulsarlon op de P bij de zee. Als het wat donkerder wordt, wil Wouter een foto maken zoals hij in een tijdschrift gezien heeft. Met zijn nieuwe filter en een lange sluitertijd. Het weer zit alleen niet mee. Het wordt helder en daarmee wellicht te licht om het gewenste effect te bereiken. En daarbij is een lucht zonder wolken natuurlijk niet fotogeniek. Waar zijn de wolken als je ze nodig hebt? De zon gaat hier laat onder; tussen half 11 en 11 uur. Dus we staan hier nog wel even. Gelukkig heeft de camper een verwarming en heb ik een goed boek.

De zon gaat mooi onder. Wouter leeft zich tot ruim 11 uur uit op de ijsbrokken in zee en het mooie licht. Ook ik waag me nog een tijdje buiten om met gevaar voor natte voeten, ijs op het strand te fotograferen. Ook de camper, als zwart silhouet tegen de gekleurde lucht is spectaculair. Het is half 12 als we het strand verlaten en doorrijden naar Fjallsarlon. Daar gaan we een onverharde weg op zodat we vlakbij het ijsmeer ‘in het wild’ kunnen overnachten: wildcamperen.

Het is voor IJslandse begrippen vrij donker als we er aan komen. Te donker in ieder geval om het meer met de ijsschotsen te kunnen zien. We gaan snel naar bed. Maar het duurt lang voor ik slaap. Op de één of andere manier is mijn hoofd te helder. Ik heb steenkoude voeten en last van kriebelhoest. In de loop van de nacht begint het enorm hard te waaien. Ook al weet ik dat onze camper niet zo maar om zal waaien, toch schrik ik van elke rukwind die ons heen en weer doet schudden. Kortom: ik slaap niet zo lekker. Ook Wouter zit een keer rechtop in bed: “Wat klappert daar?”

Dag 9 - Vrijdag 27 juli: Psss sss ...

We worden laat wakker na een onstuimige nacht. Het waait nog steeds hard. Niet zo hard dat je in de wind kunt hangen, maar dat scheelt niet veel. De ijsschotsen in het meer zijn allemaal naar een hoek op een hoop gewaaid. Een beetje een zootje. De gletsjermond is dichtbij. Breed, groot en indrukwekkend.

We trakteren onszelf op koffie met wat lekkers in het cafeetje/keetje bij Jökulsarlon. En nu we er toch zijn, nemen we nog wat foto’s. Wouter van de Noordse sternen die vissen tussen de ijsschotsen en ik van de zeehonden die er rondzwemmen.
Door de wind zijn ook hier de ijsschotsen op een hoop bij elkaar gewaaid. De bergen zijn minder imposant als gisteren. Kleiner, gesmolten als gevolg van de zon die staat te branden. Het waait hier overigens veel minder hard dan bij Fjallsarlon, terwijl dat maar een paar kilometer verderop is. Raar.
Het is alweer half 1 als we ons van het ijsmeer losrukken en verder rijden.

We rijden over de rondweg/1, langs fjorden, Höfn (spreek uit Hub), Djupivogur en Breiddalsvik. Dan volgen we de rondweg het binnenland in naar Egilsstadir.
De fjorden zijn anders dan ik me had voorgesteld. Mooi maar anders. Het zijn lange inhammen met zeewater (waardoor je een dubbele afstand moet afleggen om ergens te komen). Ze zijn grotendeels vlak, zonder hoge rotswanden.
Het is mooi helder weer. Winderig, maar met zon, blauwe luchten en een paar onschuldige witte wolken. Echt fjorden weer.

Van Breiddalsvik het binnenland in, is een deel van de “1” niet geasfalteerd. En dat zal ons nog lang heugen. Wouter ziet een paar stenen op de weg liggen en denkt nog “Zou het goed gaan?”. Dan horen we een geluid. Iets wat niet hoort bij het standaard geluid van een rijdende auto. Loopt er iets aan? Stoppen. Kijken. Balen. Lekke band, linksachter. We horen de lucht sissend ontsnappen. Goed. We moeten dus in actie. Krik onder de auto. Band eraf. Alles loopt op rolletjes en we bedanken een aantal voorbijgangers voor het aanbod om te helpen. Reserveband onder de auto vandaan halen … … Argh! We staan een uur te klooien met een dunne stok in een gat onder de auto. Door te draaien zouden we een mechanisme in gang moeten zetten om de reserveband te laten zakken. We krijgen echter geen grip met de stok in het daarvoor bedoelde gat. Een uur wroeten, draaien, kijken met een zaklamp en veel technisch overleg brengt ons niets verder.

We rijden rond kwart voor 6 lek. Rond 6 uur starten we met het ‘losmaken’ van de reserveband en rond 7 uur geven we het op. We bellen de camperverhuurder. Die zegt met de automonteur te gaan overleggen en ons terug te bellen. Rond half 8 gaat de telefoon. We leggen uit waar we staan en de jongen van de camperverhuurder belooft ons dat er over ongeveer 50 minuten iemand vanuit Breiddalsvik komt om ons te helpen. Deze persoon moet nog even zijn eten opeten en komt er dan aan. Gerustgesteld dat er hulp in aantocht is, gaan we in de auto zitten, in de voorcabine. De camper staat op de krik en met de harde wind die door de vallei waait, durven we het niet aan om achterin de camper te klimmen. Bang dat de camper van de krik zal vallen. Dat lijkt ons niet iets om naar uit te kijken.

Door de harde wind is het buiten de camper fris. In de voorcabine zitten we in het zonnetje. We wachten. Ons avondeten bestaat uit een sultana-koekje en een paar slokken water. We worden nog eens gebeld door de camperverhuurder om bevestigd te krijgen dat we staan waar we zeiden dat we staan: op de “1”, waar de weg ongeasfalteerd is, nog in het fjord voor de kruising met de Öxi-road. Er gaat een uur voorbij. Weer een telefoontje. Dit keer van ene Jonathan. Hij is degene die naar ons op weg is. Ook hij vraagt waar we staan. Ik leg het nog eens uit. Er gaat weer een uur voorbij. Telefoon. Nee, we staan niet op Öxi-road, we staan op de “1” in het fjord. We hadden goede moed. Maar zo snel als de zon en de temperatuur daalt, zo rap zakt ook de moed ons in de schoenen.

Rond half 11 komt er een personenauto achter ons staan. Twee mannen stappen uit. Onze hulp is gearriveerd. Na even proberen het gewraakte mechanisme in gang te krijgen, geven ze het op. Mannetje A gaat met zijn overall aan onder de camper liggen. Met slijptol en waterpomptang haalt hij de reserveband los. We vinden het een wat rigoureuze oplossing maar wel effectief. In no-time zit de reserveband erom. We laden de lekke band op de achterbank van de auto, bedanken de mannen en kunnen om 11 uur eindelijk weer verder. We kunnen nu weer veilig achterin de camper klimmen om eten te pakken. Gek genoeg hebben we geen honger meer. Wel dorst.
Het is 12 uur geweest als we Egilsstadir bereiken. De receptie van de camping is gesloten. We rijden de camping op en zoeken zo stil mogelijk een plaatsje. We gaan snel naar bed. Het is wel weer mooi geweest voor vandaag. Gelukkig regende het niet.