Madagaskar

Eiland van de lemuren en Baobab-bomen (2013)

Reisverslag Madagaskar - 2013

Eiland van de lemuren en Baobab-bomen

/reisverslagen/afrika/madagaskar/reisverslag/03-05-augustus-2013-ranohira-zombitsenp-tulear-antananarivo-morondava/

(c) Wouter en Carin van de Weerd


Zombitse NP, Tulear, Antananarivo en Morondava

Zaterdag 3 augustus - van Ranohira naar Tulear

Als ik alleen opschrijf hoe laat we opstaan en vertrekken, klinkt dit eerder als een strafexpeditie dan als vakantie: 6.05 uur opstaan en 7.30 uur vertrekken. Maar we gaan ook heel vroeg naar bed; rond half 10. Dus aan onze nachtrust komen we wel toe (no worries :-) ).

We vertrekken om half 8 en rijden richting Tulear. De omgeving wordt steeds vlakker en ook steeds droger. Troosteloos. Toch blijkt dit dé plek voor gelukszoekers. Er zit saffier in de grond. Het dorp Ilakaka bestaat bij gratie van de saffierhandel. De gelukkige die iets vindt, brengt het hier om het te verkopen. De handelaren zitten in bewaakte huisjes; tralies voor het raam, bewaker bij de deur. Er worden veel overvallen op straat gepleegd. Iedereen is op jacht naar het grote geld. De één hoopt het uit de grond te peuteren, de anderen uit andermans zakken. Het lijkt me gekkenwerk, maar ik moet toegeven dat ik hier ook geen alternatieven om me heen zie om geld mee te verdienen. Olivier vertelt enthousiast dat de vinder van een grote saffier van een goede kwaliteit in 1x miljonair wordt. Even ben ik overdonderd door de waarde. Dan bedenk ik me dat wij in Madagaskar ook even miljonair zijn geweest. Wij hebben in Andasibe €400 gewisseld en kregen daar ruim een miljoen Ariary voor terug.

Na een uur rijden komen we bij Zombitse Parc National. Dit is een klein nationaal park (entree 10.000 Ariary p.p., gids 30.000 Ariary voor 2 uur). Mijn enkel doet het gelukkig weer. Het is nog stijf en pijnlijk, maar ingesnoerd in mijn hoge bergschoenen gaat het wel.

Onze gids spreekt matig Engels, maar is heel goed in het nadoen van dierengeluiden. Ook als we niets zien hebben we het idee dat we door een bos vol beesten lopen. We zien in de twee uur dat we hier zijn en het kleine rondje dat we lopen verrassend veel.

  • We zien twee groepen Verreaux's sifaka (zwart wit). De eerste keer zat een moeder met jong op ooghoogte in de boom. Het jong keek nieuwsgierig naar ons onder arm van zijn moeder door.
  • Hubbard's sportive lemur (2x). Dit is een kleine lemuur die ik op Yoda van Starwars vind lijken. De schatjes zitten lekker in het zonnetje in een dikke boom.
  • Giant coua . Dit is een loop-/grondvogel ter grootte van een kip met blauw omrande ogen.
  • Een aantal keren Standing's day gecko. Deze zijn speciaal voor dit park en komen alleen hier voor. Het vrouwtje was groot en prachtig gekleurd.
  • Oustalets chameleon . Een flink beest met een grijze huid, beetje wit en een snufje roze/rood.

Verder zien we veel orchideeen (weer niet in bloei helaas) en hebben we de nodige kennis opgedaan van medicinale planten. Als we goed opgelet hadden, hadden we nu onder andere buikpijn en syfilis kunnen verhelpen. Eén bepaalde boom zou ik nog wel herkennen: Vazah tree. Dit is een boom met groene gladde stam met losse bruine velletjes. De vellen hangen aan de boom als aan een buitenlander die vervelt na te veel zonnebrand.

Na dit verrassend leuke bezoek rijden we door richting de kust en zien we het landschap nog droger worden. De eerste regen zal pas eind november vallen. Op de spaarzame landjes wordt katoen verbouwd. Langs de weg zien we wat zebu's en geiten. Om geld te verdienen, worden langs de weg bakstenen (jawel!), hooi en kleine steentjes te koop aangeboden. Ik heb niet het idee dat dit veel Ariary gaat opleveren. De kopers lijken niet in de rij te staan. Toch lijken de mensen op straat opgewekt. Ze roepen ons enthousiast toe; vazah! Er wordt veel gezwaaid als we langsrijden.

We zien richting de kust steeds meer mensen met jerrycans langs de weg. Leeg of vol. Bijna elk dorp heeft een waterput, maar deze kan leeg zijn in deze tijd van het jaar. Dan moeten de inwoners kilometers ver om water te halen. We zien mensen lopen en fietsen. Geluksvogels hebben zelf een kar gebouwd die ze voortduwen of trekken, vol geladen met jerrycans. Gele jerrycans. Als de waterput leeg is gaan ze naar een verder gelegen dorp of zoeken een riviertje waar nog een piezeltje water in zit. Wat een armoe. Ik schaam me met terugwerkende kracht voor de opmerking die ik gisteren maakte tegen de gids in Isalo. De watertoevoer uit de bergen naar het dorp was kapot, waardoor het complete dorp zonder water zou zitten. Waarop ik antwoordde dat hij dus niet zou kunnen douchen 's avonds. Ja dûh! Hij kan dus nooit douchen als er maar op één plaats in het dorp water te krijgen is. Hij keek me ook al vreemd aan … …

Rond lunchtijd komen we het Arboretum d'Antsokay bij Tulear. Vanaf Ranohira was het drie uur rijden. In het restaurant bij het arboretum eten we een heerlijke lunch (chocomousse :-) ). Daarna gaan we de tuin in onder leiding van een gids (10.000 Ariary p.p. inclusief gids). Ik denk dat we straks na 3,5 week geen stap meer kunnen zetten zonder gids of chauffeur. En dat we lopend op de Utrechtse Heuvelrug rond Zeist raar staan te kijken als niemand ons aanwijst waar we naar moeten kijken en vertelt wat we zien.

Het arboretum is een dorre boel zo in het droge seizoen. Wel zien we veel verschillende soorten Euphorbia (wolfsmelk), zelfs zo groot als een boom. We zien bloeiende kalanchoe en leren het verschil tussen een nep baobap en een echte. Een nepperd lijkt op een echte maar heeft naalden/prikkers langs de takken en stam. Dit is een soort pachypodium (olifantspoot). De minivariant van de pachypodium hebben we in Isalo Parc National gezien: een klein soort baobap met knalgele bloemetjes. Tussen de bomen vliegen bijeneters en crested drongo (zwart met een kuif, grootte van een spreeuw) en er lopen giant coua.

Ons hotel voor de komende nacht ("hotel Victory", Tulear) is een paar kilometer verder. Daar worden we ontvangen met een welkomstdrankje. We nemen afscheid van Olivier. Hij vertrekt morgenochtend vroeg en rijdt de auto terug naar Antananarivo. Een tocht van twee dagen. Dan is hij 1 dag en 1 nacht thuis, voor hij met de volgende groep toeristen drie dagen naar Andasibe vertrekt. Geen leven om jaloers op te zijn. (fooi Oliver €50).

We genieten van de laatste zonnestralen op het terras.

Tijdens het diner volgt een verrassing. Ik heb zoals gewoonlijk weer het (thermisch ondergoed) shirt en een blouse aan en ik heb een fleece trui mee om de kou te trotseren. We dineren immers in een restaurant onder een grote open overkapping. Maar het is hier warm. Zo warm dat ik terug naar de hotelkamer ga om het thermisch shirt te ruilen voor een hemdje. Verrassend. Tot nu toe hebben we alleen nog maar frisse en koude avonden gehad. Wordt het vanaf nu dan eindelijk tijd voor de zonnehemden, rokje en jurk die nog onaangeroerd in mijn tas liggen?

Zondag 4 augustus - van Tulear naar Antananarivo

Onze vlucht naar Antananarivo vertrekt om half 12. Het is nog maar 9 uur als we een seintje krijgen dat de auto klaar staat om ons naar het vliegveld te brengen. We verruilen de stoel in de zon bij het zwembad dus voor de auto en komen veel te vroeg op het vliegveld aan. We kunnen al wel inchecken zodat we de bagage kwijt zijn. Op het vliegveld blijkt dat recent een soort vliegveldtax is ingevoerd. Dat zegt een man in een imposant tenue en hij wijst dat we bij een houten hokje (RSA) moeten betalen. Daar vinden we alleen een schriftelijke toelichting in het Madagassisch en ik geloof er geen barst van. Het lijkt me een truc om onwetende toeristen van hun geld af te helpen. We betalen in eerste instantie niets. Pas als we zien dat anderen wel bij het loket betalen en ze het betaalbewijs moeten afgeven voor ze mogen boarden, trekken we ook de portemonnee: 6000 Ariary p.p. per binnenlandse vlucht. Voor internationale vluchten moet je zelfs 13.000 Ariary p.p. betalen.

Onze vlucht gaat, vertrekt op tijd en het toestel ziet er goed onderhouden uit. Dit allemaal in tegenstelling tot de verhalen die we op internet hebben gelezen over de betrouwbaarheid van de luchtvaart in Madagaskar. We hebben gelezen over een vliegtuig waar tape gebruikt was om verschillende onderdelen vast te plakken. Daarmee was ik niet graag de lucht in gegaan.

Op het vliegveld in Tana wisselen we weer wat Euro's voor Ariary. Er staat een man van het hotel op ons te wachten. Hij brengt ons naar "Raphia Hotel". We hebben gekozen voor een hotel dichtbij het vliegveld omdat we morgenochtend vroeg met het vliegtuig naar Morondava vertrekken. De lunch in het hotel is Indisch en verrassend lekker. Als we 's middags in de zon willen zitten buiten, blijkt de zon vaker achter de wolk te zitten dan te schijnen en het is fris. We doen een korte verkenning van de buurt rond het hotel, maar dat is een weinig aantrekkelijke onderneming. Het hotel heeft een goed restaurant. Maar verder is het troosteloos: slechte kamer, de afvoer stinkt, de kamer kan niet op slot. Dat gecombineerd met de matige buurt waar het ligt, geeft ons geen prettig gevoel. Gelukkig gaat 's avonds de open haard in het restaurant aan. Van dat soort dingen worden we weer blij.

Maandag 5 augustus - van Antananarivo naar Morondava

We vertrekken op advies van de receptioniste van het hotel pas om 6 uur naar het vliegveld. Daar komen we nog net op tijd aan om in te checken. De oproep tot inchecken is al van de borden verdwenen en onze bagage krijgt een extra opvallend rood label, zodat het voorrang krijgt bij de handling. Dit alles levert ons wat extra spannende momenten op die van ons niet hadden gehoeven. Volgende keer zorgen we weer dat we minimaal 1,5 uur voor vertrek op het vliegveld zijn. Het late inchecken levert ons een stoel in de business class op, helemaal achterin het vliegtuig. Dat is natuurlijk wel weer prettig. Veel beenruimte. We krijgen als eerste de catering langs en we mogen als eerste het vliegtuig verlaten als we in Morondava zijn geland.

Daar staat weer een mannetje op ons te wachten. Hij brengt ons naar "Baobap Cafe Hotel" bij het strand van Morondava. Nu kan het grote relaxen beginnen.

De rest van de dag bestaat uit: verkennen van de naaste omgeving van het hotel en het strand, luieren bij het zwembad van het hotel, zonsondergang kijken op het strand en genieten van wat hapjes en drankjes. Heerlijk even lekker niks. En morgen hebben we nog zo'n dag!

Het lijkt gek om hier gewoon even niets te doen als toerist. Andere toeristen zien we niet bij het zwembad, nauwelijks op het strand en ook de restaurants zijn opvallend rustig. Waar is iedereen? Misschien op een boot in de mangrove. Wij worden op het strand meerdere keren aangesproken door mannen die zeggen ons te kunnen meenemen op excursie in de mangrove. (Nee bedankt, geen interesse).

Ons hotel grenst aan de mangrove. Vanaf het terras zien we de bossen en een vaargeul. Bij laag water staat de rivier droog en bij hoog water kunnen er boten door varen. Als het water tot heuphoogte staat, zien we mensen door de prut lopen. Ze houden een net tussen hen in en lijken zo visjes en krabben te vangen. Ze staan tot hun middel in de prut en prutwater. Wat een vreselijke manier om aan avondeten te komen.

De dames in deze regio hebben een bijzonder schoonheidsritueel. Om hun gezichtshuid te zuiveren en tegen de zon te beschermen, smeren ze zich in met sap uit een tak of boombast. De tak wordt vochtig gemaakt en over het gezicht gehaald als een kwast. Dit levert, afhankelijk van de boomsoort, een geel, rood of wit masker op. In Nederland durf je je niet te vertonen met een gezichtmasker op of krulspelden in. Hier gaan ze er gewoon mee over straat. Wij zien vooral de gele variant en deze staat niet bepaald flatteus. De dames krijgen een angstaanjagende gezichtsexpressie. Uit de manier waarop Olivier ons dit uitlegde, toen we naar Tulear toereden een paar dagen geleden, bleek wel dat hij het ook maar raar vond en bepaald niet aantrekkelijk.

De zonsondergang aan het strand blijkt spectaculairder dan ik had verwacht. En niet vanwege de manier waarop de zon in de zee zakt. Dat ging wel ongeveer hetzelfde als in de rest van de wereld. Tussen half 5 en half 6 komen de vissersboten terug van zee (het Mozambique kanaal). De bootjes zien er wankel uit. Ze zijn gemaakt van palissander hout en hebben aan één kant van de boot een extra houten drijver. Waarom de boot er geen twee heeft ontgaat me. Eén lijkt onevenwichtig maar blijkt dat juist niet te zijn. Het zeil lijkt op een uit de kluiten gewassen tafelkleed. Als de boot het strand op komt, snellen de vrouwen toe. Zij gaan duidelijk over het verhandelen van de gevangen waar. We zien kleine en minder kleine vissen voorbij komen. Ook hele grote. Iets wat op een panterrog lijkt en ook een schildpad die met zijn poten aan een stok wordt gebonden om hem makkelijk te kunnen dragen. De visvangst wordt in emmers op het hoofd naar de huizen gedragen. We kijken ons ogen uit. Als de zon echt achter de horizon verdwijnt, liggen de vissersboten verlaten op het strand te wachten tot de zon morgenochtend weer op komt.